Country Offices Contact

Ontwikkelingshulp naar Afrikaanse zorgpolissen

Nederland breekt met het idee dat ontwikkelingshulp via publieke instanties moet lopen. Geld gaat nu naar commerciële zorgverzekeraars in Afrika.

  • Jun 30, 2006

Door onze redacteur Antoinette Reerink
Den Haag, 30 juni. Miljoenen aan ontwikkelingshulp schenken aan commerciële Afrikaanse zorgverzekeraars. Kan dat wel goed gaan? Deze week presenteerde minister Van Ardenne (Ontwikkelingssamenwerking, CDA) samen met oud-Aegon topman Kees Storm een ongebruikelijk project dat radicaal breekt met gevestigde gebruiken. Een project dat niet ontbloot is van risico’s.

Nederland geeft Afrikaanse zorgverzekeraars 100 miljoen euro om gedurende zes jaar 230.000 arme Afrikanen te helpen een zorgpremie te betalen. Ziektekostenverzekeringen bestaan in Afrika nauwelijks. Veel economen zijn ervan overtuigd dat alleen met een ziektekostenverzekering een behoorlijke gezondheidszorg van de grond kan komen, zegt de Amsterdamse aids-hoogleraar Joep Lange. Hij is voorzitter van de stichting PharmAccess die samen met kopstukken uit het Nederlandse bedrijfsleven aan de basis staat van het project dat in Nigeria van start is gegaan. ‘Je kan niet tot in de eeuwigheid noodhulp geven. Dit is duurzame hulp.’

Niet de publieke sector krijgt het donorgeld zoals gebruikelijk, maar een private zorgverzekeraar die de zorgpolis aan de man moet brengen en tegelijkertijd het aantal klinieken moet uitbreiden. Het is voor het eerst in de geschiedenis van de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking dat donorgeld terecht komt bij een commerciële verzekeraar.

Donorgeld loopt traditioneel via de ministeries van Volksgezondheid in ontwikkelingslanden. Die moeten het weer doorsluizen naar publieke klinieken. Maar omdat deze een slechte administratie hebben, is nooit na te gaan waar het geld blijft. Artsen worden niet betaald en trekken weg. Van de miljarden ontwikkelingsgeld die voor Afrika bestemd zijn, bereikt maar een fractie een duidelijke bestemming.

In Nigeria wordt het Nederlandse ontwikkelingsgeld nu toevertrouwd aan de plaatselijk zorgverzekeraar Hygeia. Die staat onder controle van de stichting PharmAccess en is doorgelicht door internationale accountants. Hygeia gaat bepaalde groepen Nigerianen (bijvoorbeeld boeren en voormalige prostituees die zich omscholen tot automonteur) een ziektekostenverzekering aanbieden. Iets wat zorgverzekeraars daarna ook in Oeganda, Zambia en Tanzania moeten doen. De premie komt voor het grootste deel voor rekening van Nederland, maar elke verzekerde moet ook een eigen bijdrage leveren, naar draagkracht. Het idee is dat Afrikanen wennen aanhet principe van verzekeren om op termijn de polis zonder buitenlandse hulp in de lucht te kunnen houden. Met een gestage stroom geld uit de premies en donaties van het Nederlandse bedrijfsleven zullen straks Afrikaanse medici zeker van hun inkomsten zijn.

De lokale zorgverzekeraar sluit contracten met klinieken af, die alleen geld krijgen als zij ook daadwerkelijk zorg bieden waar patiënten recht op hebben. Hygeia is gewend aan kwaliteitscontroles en heeft bewezen een degelijke administratie bij te houden met dienstverlening aan multinationals, zeggen Shell en Heineken, die daar vestigingen hebben. Het systeem van loon naar prestatie zou een commerciële verzekeraar beter kunnen introduceren dan publieke organisaties.

De Amsterdamse hoogleraar ontwikkelingseconomie Jacques van der Gaag, nauw betrokken bij het project, is ervan overtuigd dat ‘de kansen op een adequate gezondheidszorg voor alle Afrikanen nihil zijn, als de private sector er niet bij betrokken wordt.’ Met het ontwikkelingsgeld, aangevuld met donaties van Nederlandse zorgverzekeraars als Aegon, Achmea en SNS Reaal, moeten ook privé-klinieken worden geopend.

Van der Gaag gelooft niet dat het project tweedeling in de Afrikaanse zorg aanwakkert: ‘Die is er al. Hele groepen Afrikanen hebben nu geen toegang tot zorg. Breidt je de klinieken uit, dan is dat hoe dan ook een verbetering.’

De econoom die jarenlang bij de Wereldbank werkte, zegt dat Afrika altijd heeft geleden onder ‘het Westerse dogma dat de private sector niets te zoeken heeft in de gezondheidszorg’. ‘Als ideologie is dat wel begrijpelijk, maar in de praktijk heeft dat desastreuze gevolgen gehad.’